Bij arbodeskundigen bestaat veel onduidelijkheid over de vraag wanneer een nader onderzoek, ook wel verdiepende RI&E, nodig is. Ook worden de begrippen verdiepende RI&E en themagerichte of onderwerpspecifieke RI&E vaak met elkaar verward.
Het begrip verdiepende RI&E bestaat feitelijk niet. We kennen wel nadere voorschriften. Maar wanneer moeten we nu wel of niet een verdiepende RI&E doen?
Wanneer een verdiepende RI&E?
Wanneer is een verdiepende RI&E gewenst? Eerst enkele voorbeelden.
Voorbeeld: Belastende factor beeldschermwerk
Het betreffende artikel 5.9 in het Arbobesluit luidt als volgt: “In de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de [Arbo]wet, wordt specifiek aandacht besteed aan de gevaren voor het gezichtsvermogen en die van de fysieke en psychische belasting als gevolg van arbeid aan een beeldscherm.” Uit deze tekst blijkt niet dat er verdiepend naar beeldschermwerk moet worden gekeken.
Stel, een bedrijf voert een algemene RI&E uit. Een van de vele aandachtspunten of arbeidsbelastende factoren is (uiteraard) beeldschermwerk. Dit kan het volgende inhouden.
Een check of medewerkers instructies hebben gehad in het juist instellen van hun beeldschermwerkplek. Inclusief een controle of zij deze begrepen hebben. Bekijken hoe gemakkelijk de beeldschermwerkplekken (met spindels of elektrisch) in te stellen zijn, tot en met stahoogte. Nalopen of medewerkers ook daadwerkelijk hun beeldschermwerkplek goed hebben ingesteld. En of zij een groot deel van hun tijd in de juiste houding achter hun beeldscherm zitten of staan. Navragen of medewerkers periodiek een visustest krijgen aangeboden en of het beeldschermwerk frequent door ander werk wordt onderbroken.
Uit deze algemene inventarisatie van dit onderwerp kunnen drie conclusies komen:
Zijn deze beeldschermaspecten op hoofdlijnen tijdens de uitvoering van de algemene RI&E meegenomen? En blijkt dat ze op orde zijn, dan hoeft daarna geen verdiepende RI&E beeldschermwerk meer te worden uitgevoerd.
Als bepaalde zaken niet op orde blijken te zijn, maar de oorzaken daarvan duidelijk zijn, dan is een verdiepende RI&E ook niet nodig. Men kan overgaan tot het nemen van verbetermaatregelen. Bijvoorbeeld als de medewerkers verkeerd zitten omdat zij niet weten hoe zij hun beeldschermplek moeten instellen. Dat is met een goede instructie of gemakkelijk in hoogte instelbaar meubilair op te lossen.
Laat de algemene RI&E niet duidelijk zien of er echt risico’s aanwezig zijn op dit gebied? Of wat de oorzaken zijn van de geconstateerde risico’s? Dan heeft het zin om dit thema later als een verdiepende RI&E verder uit te gaan zoeken.
Voorbeeld: Psychosociale arbeidsbelasting onvoldoende aandacht
Ook voor PSA geldt dat de arbowetgeving niet expliciet stelt dat verdiepend moet worden gekeken. In menig RI&E is voor PSA onvoldoende aandacht. Wellicht komt dit doordat het onderwerp meestal wat minder zichtbaar is. Het gaat immers niet over een trap waarvan de leuning ontbreekt. Of om een machine waarbij een bewegend deel niet is afgeschermd. Het gaat om zaken waar medewerkers vaak niet mee te koop lopen, zoals werkdruk, agressie of intimidatie.
Een enquête werkt vaak beter dan interviews
Maar dat betekent niet dat bij elke RI&E een verdiepend onderzoek op PSA nodig is. In de algemene aanpak van de RI&E met vragenlijsten (medewerkersenquêtes) kan een aantal vragen over PSA staan. Bij voldoende respons ontstaat zo een goed beeld. Dat moet wel aan het betrouwbaarheidscriterium voldoen. Een enquête werkt hierbij vaak beter dan interviews. Omdat veel medewerkers zich in de veiligheid van de anonieme vragenlijst beter kunnen uiten over dit onderwerp.
Ook uit deze inventarisatie kunnen drie conclusies komen:
Blijkt uit dit onderzoek dat er geen problemen zijn en dit is onderbouwd, dan is daarmee dit onderwerp voldoende afgedekt. Er is geen verder onderzoek nodig, en ook geen maatregelen.
Als uit dit onderzoek blijkt dat er op dit gebied wél problemen zijn en duidelijk is welke oorzaken eraan ten grondslag liggen, is evenmin een verdiepende RI&E nodig. Dan is het zaak maatregelen te nemen om die oorzaken aan te pakken en de situatie te verbeteren.
Werpt de inventarisatie omvoldoende licht op de risico’s of op de oorzaken van de geconstateerde risico’s, dan is een verdiepende RI&E zinvol – en vereist.
Driedeling als richtlijn voor verdiepende RI&E
Aan de hand van deze twee voorbeelden kunnen we als algemene richtlijn voor een verdiepende RI&E de volgende driedeling hanteren:
Als tijdens de algemene RI&E géén aanwijzingen blijken te bestaan voor problemen op een bepaald gebied, kan men het daarbij laten. Er is geen verdiepende RI&E nodig. Dit zal dan wel voldoende onderbouwd moeten worden in de RI&E.
Blijkt tijdens de algemene RI&E dat er op een bepaald gebied wel problemen zijn, maar de problemen en de oorzaken zijn al duidelijk kan men het daarbij laten. Dan is er geen verdiepende RI&E nodig. Ook dit moet voldoende onderbouwd zijn in de RI&E.
Alleen als uit de algemene RI&E niet duidelijk is hoe groot het probleem (risico) is en wat de oorzaken zijn, dan is een verdiepende RI&E nodig.
Feitelijk staat deze benadering gelijk aan die van de vaststelling van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Zoals is aangegeven in de NEN 689 volgens de basic characterizationmethode. Welbeschouwd kan voor alle arbeidsbelastende factoren die aanpak worden gevolgd om te bepalen of er wel of geen verdiepende RI&E’s nodig zijn.
Wanneer een themaspecifieke RI&E?
Soms is bij de intake al duidelijk dat bepaalde onderwerpen niet in de algemene RI&E passen
Soms is bij een intakegesprek voorafgaand aan de RI&E al duidelijk dat bepaalde onderwerpen zo omvangrijk zijn dat zij niet in de algemene RI&E passen binnen het afgesproken tijdstraject. Dan kan de afspraak zijn die thema’s of onderwerpen later op te pakken. Een zogenaamd cascade-aanpak.
Bijvoorbeeld als in een bedrijf veel machines staan. Tijdens de intake kan men dan afspreken om machineveiligheid niet direct in de algemene RI&E mee te nemen. Maar dit vanwege de omvang van het thema later apart te gaan bekijken. Dat is dan een themaspecifieke RI&E.
Die themaspecifieke vervolg-RI&E’s worden vaak ook verdiepende RI&E’s genoemd. Maar dat is niet terecht. Sterker, voor een themaspecifieke RI&E geldt dezelfde werkwijze als hiervoor beschreven. Blijkt uit een thema-RI&E dat onvoldoende duidelijk is of er op dat gebied risico’s zijn, hoe groot die zijn en wat de oorzaken daarvan zijn, dan is verdiepend onderzoek nodig.
Wellicht ten overvloede: een RI&E in de brede zin des woord voldoet niet aan het criterium ‘volledigheid’ als de verdiepende RI&E’s en de thema-specifieke RI&E’s nog niet zijn uitgevoerd.
Nadere of aanvullende voorschriften over de RI&E
Arbobesluit
Jeugdigen (1.36), zwangeren/lactatie (1.41), zware ongevallen (2.5b), PSA (2.15), bouwwerken V&G-plan (2.28), winningsindustrie V&G-plan (2.42), explosieveiligheid (3.5c), gevaarlijke stoffen) (4.1b, 4.2, 4.2a en 4.13 en 4.54d, biologische agentia (4,85 en 4.97), fysieke belasting (5.3), beeldschermwerk (5.9), (geluid (6.7), trillingen (6.11b en c), optische straling (6.12d en e), EM-velden (6.12k en l), arbeidsmiddelen (7.3), tijdelijk werk op hoogte en beschikbaarheid arbeidsmiddelen (7.23), toegangs- en positioneringstechnieken met lijnen (7.23c), werkbakken en werkplatforms (7.23d) en PBM’s (8.2).
Arboregeling
Procedures RI&E (risico’s zware ongevallen) art 2.0a, Toetsen van de RI&E en adviseren over verbetermaatregelen (2.1), RI&E in verband met zware ongevallen bij mijnbouwwerken als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b (3.18), RI&E in verband met zware ongevallen bij mijnbouwwerken als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c en d (3.19).
Bron: Arbo-online. 16 februari 2022, https://www.arbo-online.nl/24897/eindelijk-duidelijkheid-over-de-verdiepende-en-de-themagerichte-rie